Prinsjesdag 2023, Belastingplan 2024

De minister en staatssecretarissen van Financiën hebben op Prinsjesdag het wetsvoorstel Belastingplan 2024 bij de Tweede Kamer ingediend. Het wetsvoorstel is onderdeel van het pakket Belastingplan 2024. Het is de bedoeling dat de wet op 1 januari 2024 in werking treedt.


Inkomstenbelasting
Tarieven box 1/loonbelasting

  • Het tarief in de eerste schijf wordt 36,97% (2023: 36,93%). Het tarief in de tweede schijf blijft 49,50%;
  • Voor belastingplichtigen ouder dan de AOW-leeftijd geldt een tarief in de eerste schijf van 19,07% (2023: 19,03%). Het tarief in de tweede schijf wordt 36,97% (2023: 36,93%). Het tarief in de derde schijf blijft 49,50%;
  • Het aanvangspunt van het toptarief en de tweede schijf voor gepensioneerden in de IB wordt verlaagd door deze bedragen slechts beperkt te indexeren. De grens komt op € 75.624;

Heffingskortingen

  • De arbeidskorting wordt met € 115 verhoogd;
  • De halvering van de jonggehandicaptenkorting waartoe eerder is besloten, wordt geschrapt;
  • De co-ouderschapsregeling voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK), die momenteel is opgenomen in de Uitv. Reg. IB 2001, wordt in de wet opgenomen en aangepast. Co-ouders kunnen vanaf 1 januari 2024 alleen beiden in aanmerking komen voor de IACK als zij de zorg voor een kind gedurende het kalenderjaar gelijkelijk hebben verdeeld. Concreet is de eis in het voorstel dat het kind ten minste 156 dagen van het kalenderjaar in elk van beide huishoudens verblijft. Er moet worden voldaan aan de inschrijvingseis. Dit betreft reparatie van HR 30 september 2022 (V-N 2022/42.3);
  • De formele inschrijvingseis van de IACK wordt met ingang van 1 januari 2025 vervangen door een materiële toets. Deze wijziging geldt voor de gevallen die onder het overgangsrecht uit het Belastingplan 2023 (V-N 2023/5.3.1) vallen;

Diversen box 1

  • Er komt een afschrijvingsbeperking in de winstsfeer van de IB. In de IB gaat dan eveneens de WOZ-waarde als bodemwaarde voor gebouwen in eigen gebruik gelden. Na deze wijziging geldt voor alle gebouwen die als bedrijfsmiddel worden gebruikt een afschrijving tot maximaal de WOZ-waarde, ongeacht of het een gebouw in eigen gebruik of ter belegging is en ongeacht of het in een IB-onderneming (of in de resultaatsfeer) of een in onder de VPB vallend lichaam (VPB-plichtig lichaam) wordt gebruikt;
  • De horizonbepalingen van de energie-investeringsaftrek (EIA), milieu-investeringsaftrek (MIA) en Vamil worden verlengd tot 1 januari 2029. Zonder deze verlengingen zouden deze regelingen per 1 januari 2024 vervallen;
  • Vanaf 1 januari 2024 wordt het aftrekpercentage energie-investeringsaftrek (EIA) structureel verlaagd van 45,5% naar 40%;
  • Het gebruik van de herinvesteringsreserve wordt in meer gevallen mogelijk dan thans geldt, zoals voor onder andere ten gevolge van overheidsingrijpen stoppende agrariërs. Toepassing van de herinvesteringsreserve voor ondernemers in de IB wordt mogelijk gemaakt over de ondernemingsgrens heen in geval van een gedeeltelijke staking als gevolg van overheidsingrijpen;
  • Het percentage van de MKB-winstvrijstelling wordt verlaagd van 14% naar 12,7%;
  • Er komt een eenvoudiger systeem waarin het mogelijk is om rechtstreeks een gift te doen vanuit een vennootschap. Het bedrag van een door een vennootschap aan een ANBI gedane gift wordt niet in aanmerking genomen als een tot het inkomen van de aanmerkelijkbelanghouder te rekenen voordeel in box 2 of als opbrengst voor de dividendbelasting, tenzij de bedragen niet rechtstreeks worden gedaan door de vennootschap, maar bijvoorbeeld door de aanmerkelijkbelanghouder zelf of sprake is van bevoordelingen of bijdragen in contant geld. Een door een vennootschap aan een ANBI gedane gift is niet aftrekbaar, ook niet voor zover de gift lager is dan het huidige wettelijke maximum van 50% van de winst en van € 100.000.
  • De forfaits voor zakelijke kilometers gaan naar € 0,23. Het gaat onder andere om de aftrekbaarheid van de reiskosten van IB-ondernemers en resultaatgenieters met een vervoermiddel dat behoort tot het privévermogen. Ook gaat het om aftrek specifieke zorgkosten voor reiskosten ziekenbezoek, kilometervergoeding voor weekenduitgaven gehandicapten, en de giftenaftrek als een vrijwilliger afziet van reiskostenvergoeding.

Box 3

  • Het tarief in box 3 wordt al met ingang van 1 januari 2024 verhoogd van 32% naar 34%. In 2025 blijft het tarief 34%;
  • Het heffingvrije vermogen in box 3 wordt niet geïndexeerd met ingang van 1 januari 2024. Daardoor blijft het heffingvrije vermogen € 57.000 (€ 114.000 voor fiscale partners gezamenlijk);
  • Het aandeel in het vermogen van een VvE wordt in de periode van de overbruggingswet box 3 (met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023) in de categorie banktegoeden geplaatst;
  • Het aandeel in het vermogen op de derdengeldenrekening van een notaris wordt tijdens de periode van de overbruggingswet box 3 (met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023) in de categorie banktegoeden geplaatst;
  • Vorderingen en schulden tussen fiscaal partners en tussen ouders en minderjarige kinderen worden met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023 gedefiscaliseerd. Dit betekent dat deze vorderingen en schulden niet meer in de belastingaangifte hoeven te worden vermeld. Bij ouders en minderjarige kinderen gaat het dan alleen om de situatie waarin het inkomen van het minderjarige kind aan de ouders wordt toegerekend omdat alleen dan sprake is van dezelfde aangifte;
  • De berekeningsmethodiek voor het effectieve rendementspercentage bij fiscaal partners wordt in de wet verduidelijkt naar aanleiding van een artikel in WFR 2022/224. Met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023 wordt expliciet in de wettekst opgenomen dat voor de berekening van het effectieve rendementspercentage bij fiscale partners wordt uitgegaan van de gezamenlijke rendementsgrondslag (V-N 2022/56.4). Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Loonbelasting

  • Het maximale onbelaste bedrag van de reiskostenvergoeding wordt per 1 januari 2024 verhoogd naar € 0,23 per zakelijke kilometer;
  • De huidige twee regelingen voor het onbelast verstrekken van OV-abonnementen door werkgevers worden vervangen door één vrijstelling. Het privégebruik van een OV-kaart die wordt vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld wordt gericht vrijgesteld, mits de werknemer de OV- kaart ook (in welke mate dan ook) voor zakelijke reizen (waaronder woon-verkeer) gebruikt.

Vennootschapsbelasting
De specifieke renteaftrekbeperking voor banken en verzekeraars (minimumkapitaalregel in de Wet VPB 1969) wordt op technische punten aangepast. De minimumkapitaalregel wordt zodanig aangepast dat rentelasten op schulden aan groepslichamen voortaan onder voorwaarden niet in aftrek worden beperkt. Met andere woorden rentelasten op schulden aan groepslichamen worden onder voorwaarden aftrekbaar. Het percentage van de minimumkapitaalregel dat niet aftrekbaar is, wordt verhoogd van 9% naar 10,6%.

Belastingen van rechtsverkeer
De zogenoemde samenloopvrijstelling in de overdrachtsbelasting wordt gewijzigd zodat in ieder geval heffing van overdrachtsbelasting (4%) plaatsvindt bij de verkrijging van nieuwe onroerende zaken of rechten waaraan deze zijn onderworpen via een (kwalificerend) aandelenbelang als de achterliggende nieuwe onroerende zaken op dat moment voor minder dan 90% worden gebruikt voor BTW-belaste prestaties of zich dat binnen twee jaren na het moment van verkrijging voordoet. Dit wordt bereikt door de toepassing van de samenloopvrijstelling in die gevallen uit te sluiten. Er is overgangsrecht opgenomen. Het overgangsrecht eerbiedigt de huidige regels voor lopende projecten op het moment van indiening van het wetsvoorstel (19 september 2023 om 15:15 uur) en voor op dat moment getekende intentieverklaringen voor nog te realiseren projecten met een verkrijging op uiterlijk 31 december 2029. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2025.

Omzetbelasting
Per 1 januari 2025 wordt het algemeen BTW-tarief op leveringen van bepaalde agrarische goederen toegepast.

Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM)

De vaste voet in de BPM wordt vanaf 2025 met € 200 (prijspeil 2023) verhoogd;
De regeling van BPM-teruggaaf voor geldtransportwagens wordt per 1 januari 2026 beëindigd.

Motorrijtuigenbelasting (MRB)

  • De vrijstelling van MRB voor een autobus, die hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het openbaar vervoer en die is bestemd om hoofdzakelijk te worden aangedreven door een kracht die wordt ontleend aan vloeibaar gemaakt petroleumgas of aan aardgas, wordt per 1 januari 2030 beëindigd;
  • De lagere brandstoftoeslag voor personenauto’s en bestelauto’s die door particulieren worden gehouden, wanneer in het kentekenregister de brandstofsoort CNG, LNG of de brandstofsoort LPG met de typeaanduiding af-fabriek-, G3- of R115-installatie is opgenomen, wordt per 1 januari 2026 beëindigd;
  • Het kwarttarief voor kampeerauto’s wordt per 1 januari 2026 versoberd naar een halftarief. Bovendien worden kampeerauto’s die bedrijfsmatig worden verhuurd niet langer zwaarder belast dan kampeerauto’s die door particulieren worden gehouden. Het specifieke tarief voor kampeerauto’s die bedrijfsmatig worden verhuurd, vervalt per 1 januari 2026;
  • De oldtimersvrijstelling voor auto’s vanaf 40 jaar wordt met ingang van 1 januari 2028 versoberd tot motorrijtuigen die voor 1988 zijn gebouwd;
    De zogenoemde regeling voor paardenvervoer, wordt per 1 januari 2026 beëindigd;
  • De naheffingstermijn buitenlandse kentekens MRB wordt aangepast van vijf jaar naar maximaal twaalf maanden in verband met hoge naheffingen en weinig mogelijkheid tot maatwerk door Belastingdienst. Het gaat om gevallen die zich – ondanks voorlichting – niet bewust zijn van de in Nederland geldende verplichting om het buitenlands motorrijtuig in te schrijven in het Nederlands kentekenregister;
  • Er wordt verduidelijkt dat het niet uitmaakt of een verandering aan het motorrijtuig is aangebracht door de huidige of een vorige houder van het motorrijtuig, of dat het motorrijtuig altijd al in die specifieke toestand verkeerde. Hierdoor kan de naheffingsaanslag niet ter discussie worden gesteld;
  • De hoogte van de naheffing bij het onjuist gebruik van een handelaarskenteken wordt aangepast: als het verzuim is beperkt tot uitsluitend het niet kunnen overleggen van het handelaarskentekenbewijs, wordt de naheffingsaanslag gebaseerd op drie maanden in plaats van twaalf maanden;
  • Het wordt verduidelijkt dat de vrijstelling in de motorrijtuigenbelasting voor een APK keuringsrit alleen geldt op de dag van de APK-keuring.

Accijnzen

  • De accijnstarieven voor alcoholhoudende producten worden verhoogd als ware het een indexatie. De alcoholaccijns wordt verhoogd met 16,2%. Alcoholhoudende producten zijn bier, wijn, tussenproducten en overige alcoholhoudende producten;
  • Het accijnstarief voor zware stookolie wordt gelijkgesteld met het accijnstarief voor gasolie. De wettelijk verschuldigde heffing over de veraccijnsde voorraad bij de verhoging per 1 januari 2024 wordt buiten toepassing gelaten;
  • De alcoholaccijns en de accijnzen op de rooktabak en sigaretten worden per 1 april 2024 aanvullend verhoogd. De verhoging bedraagt € 0,60 cent per pakje sigaretten van 20 stuks en € 3,60 per pakje shag van 50 gram.

Milieuheffingen

  • De schijfgrens in de energiebelasting wordt gesteld op 1000 m3 in plaats van 1200 m3. De tarieven van de schijven worden niet aangepast. Dat betekent dat de tarieven van de nieuwe eerste en tweede schijf op 1 januari 2024 gelijk zijn en tot een verbruik van 170.000 m3 feitelijk één tarief geldt;
  • Er worden enkele nadere wetswijzigingen betreffende de nieuwe eerste schijf gas in de energiebelasting ingevoerd. Het gaat om:
    a. de hoogte van het blokverwarmingstarief en introductie van een forfaitaire
    teruggaveregeling bij blokverwarming;
    b. aanpassing van de bestaande regeling voor het blokverwarmingstarief; en
    c. verduidelijking van de kring van verzoekers die een teruggaveverzoek kunnen indienen bij blokverwarming.
  • De opsomming van duurzame warmtebronnen van de zogenoemde stadsverwarmingsregeling in de energiebelasting wordt geactualiseerd door deze aan te vullen met installaties die grotendeels gebruikmaken van aquathermie, een lucht-water-warmtepomp, gasvormige biomassa of een elektrische boiler;
  • Er wordt een expliciete wettelijke grondslag opgenomen die de informatieverstrekking van gegevens door energiebelastingplichtigen en begunstigden regelt. Hierdoor kan worden voldaan aan de informatieplicht richting de Europese Commissie ter controle van de goedgekeurde steunmaatregelen.

Fiscaal bestuurs(proces)recht
De horizonbepaling bij de boetebepaling in de AWR, op grond waarvan de doen pleger, uitlokker en medeplichtige kunnen worden beboet, wordt met vijf jaar verlengd tot 1 januari 2029.

Invordering

  • Ook voor de inkomstenbelasting wordt de betalingskorting bij het ineens betalen van de voorlopige aanslag afgeschaft;
  • In de Invorderingswet 1990 wordt een hardheidsclausule opgenomen. Deze geeft de Minister van Financiën de bevoegdheid om tegemoet te komen aan bepaalde gevallen of groepen van gevallen waarin de toepassing van de IW 1990 leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Toeslagen

  • Omdat het begrip van co-ouderschap in de Wet IB 2001 wordt gewijzigd, wordt dit begrip ook gewijzigd in de Awir. Door deze wijziging is het voor de ouder makkelijker om te bepalen of het kind voldoende dagen in diens huishouden verblijft en wordt zoveel mogelijk harmonisatie bewerkstelligd tussen de Wet IB 2001 en de Awir.
  • De horizonbepaling bij de boetebepaling in de Awir, op grond waarvan de doen pleger, uitlokker en medeplichtige kunnen worden beboet, wordt met vijf jaar verlengd tot 1 januari 2029.
  • De koppeling van het rentepercentage belastingrente voor Toeslagen wordt losgelaten en wel met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2023. Het percentage voor de rente voor Toeslagen wordt voortaan zelfstandig en onafhankelijk vastgesteld. Het voornemen is om de rente op 4% te handhaven, om te voorkomen dat toeslaggerechtigden nu met een stijging worden geconfronteerd. Bij algemene maatregel van bestuur wordt het percentage voor te vergoeden rente over uit te betalen bedragen aan toeslagen voor de periode van 1 juli 2023 tot 1 januari 2024 wel 6%. Vanaf 1 januari 2024 wordt de te vergoeden rente over uit te betalen bedragen aan toeslagen gelijkgetrokken met de in rekening te brengen rente over terug te vorderen bedragen aan toeslagen, zijnde 4%.

 

Bron: https://www.taxlive.nl/nl/documenten/vn-vandaag/prinsjesdag-2023-belastingplan-2024/

Datum bewerking: 20-9-2023